Gays, alfabet, en intolerantie tolereren
Hoe gay zijn politiek werd en meer bevindingen in Amsterdam
Dit is een reactie op de mevrouw van het sociaal cultureel planbureau die gisteren bij Nieuwsuur een onsamenhangend verhaal hield waar de gays niet mee geholpen zijn. Vooral ook lastig als iemand die niet in dagelijks leven al jarenlang geconfronteerd wordt met waarover ze meent te moeten concluderen, dit verhaal doet.
Nieuwsuur 25 november 2024
Een waarschuwing vooraf, of beter een mededeling. Het is zeker mogelijk om man en paard bij elkaar te vinden, maar om al te makkelijke laster en smaad te voorkomen, probeer ik het wat gesluierd te brengen.
Als vrolijke, onbevangen gay die rond zijn 18e uit de kast kwam een paar dagen voor de bruiloft van zijn zus met de man die haar drie zoons zou schenken (zo makkelijk kan dat gaan bij hetero’s), was het zeker geen bordkartonnen IKEA kast waar ik uit klom. Het leek meer op een spiegelkast die per ongeluk naar Narnia kon leiden als je tegen de verkeerde deur duwde.
Geboren in de jaren zeventig leek alles vrij in Nederland, love and peace weetjewel. Je had de Rutger stichting, heterokoppels waren bezig met partnerruil in leefkuilen, vrouwen wilden alles los in de tent, en de mannen leken soms wel vrouwen met hun lange haren en strakke broeken. Er was geen internet, we hadden niet eens een telefoon. De overburen hadden opeens dat mirakel, een donkerbruine, en ons werd verteld dat als er ooit iets ergs was, we altijd bij hen konden bellen.
Na een paar jaar zouden wij in ons rijtjeshuis in Wijchen ook een telefoon krijgen. Eerst een met een draaischijf. En daarnaast lag een telefoonklapper op alfabet. Dan moest je met zo’n plastic pijltje naar de juiste letter van het alfabet glijden en op een knop drukken. Dan klapte die open met bijvoorbeeld alle mensen die onder de “D” vielen. De techniek stond voor niets. Maar er was ook sprake van technologische achterstand, constateerde mijn zus, gedreven door hebzucht. Elke keer namelijk als bij Radio Veronica de Roepie Roepie vogel klonk, moest je snel bellen om een prijs te kunnen winnen. En met een draaischijf stond je altijd 1-0 achter. Dus na veel klagen en manipuleren kwam er een telefoon van de PTT met druktoetsen. Maandelijks ging dan wel de rekening omhoog om het toestel af te betalen, maar je liep weer vooruit mee met de troepen. Roepie Roepie! (Volgens mij hebben we nooit iets gewonnen via de telefoon radioquizzen).
Over mijn jeugd kan ik veel leuks en treurigs vertellen, maar om de kat niet op het spek te binden, zal ik het beknopt houden. Ik viel als kind niet helemaal in de standaard-categorie jongen. Ik hield van dansen, zingen, lezen, optreden en sieraden maken. Al op jonge leeftijd zat ik op het marktplein van het dorp op een oud bloemetjesgordijn van mijn moeder met mijn zelfgemaakte oorbellen en armbanden. Alles was te koop. Daarvoor spendeerde ik veel van mijn zakgeld en verdiende geld weer aan kralen, visdraad, zilverdraad en tangetjes om weer nieuwe producten te kunnen maken. Samen met mijn vader had ik een supermooie houten doos gemaakt, waarin ik alles keurig kon ordenen. Met een slotje erop, zodat de doos tijdens het fietsen naar de markt niet open zou vallen.
Mijn vader maakte de sieradenkist met liefde. Toch heb ik altijd geweten en gevoeld dat hij als voetbalfanaat, liever had gezien dat ik een Jantje Peters was geworden. Pa voetbalde zelf en bleef nog jarenlang trainer van veld- en zaalvoetbalteams. Als compromis zorgde ik ervoor in mijn jeugd dat er een team was met het schoolvoetbal toernooi, wat 1 keer per jaar voorkwam, zodat hij daarvan ook de trainer kon zijn. De shirts regelde ik. Het team bij elkaar zoeken, dat ging makkelijk. Maar het voetballen, dat voelde ik niet. En ik denk dat hij ook wel zag dat ik geen libero was.
Waarschijnlijk was het voor veel mensen om mij heen duidelijk dat ik iets anders in elkaar stak, dan wat “normaal” verwacht werd. Ik werd zeker uitgescholden voor meidengek en nog wat minder prettige woorden. Maar eerlijk gezegd liet praktisch iedereen mij in mijn waarde op dat vlak. Er was nooit een handgemeen, enkel woorden. Van mij had je ook niets te vrezen, en seksueel was ik al helemaal niet zo’n vroegbloeier. Eerst had ik nog wel vriendinnetjes en in de pubertijd werd dat ook nog serieus. Voor mij was dat gewoon en de seks vond ik ook prettig. Een grote ontdekkingstocht. Echter ontloken er ook andere gevoelens die ik niet herkende en weinig aandacht gaf.
Na het VWO ben ik begonnen aan mijn studie in Amsterdam in ‘89. De jaren erna opende zich een heel andere wereld. Een halfbloed (zo noemde men dat toen) Indische jongen trok naar mij toe en ik moest me overgeven toen de vonk was overgesprongen. P.M.Dawn met Set adrift on memory bliss schalde die zomer door de speakers in de 2e Atjehstraat en er was geen houden meer aan. De verkeerde deur van de Narnia kast ging open en kon niet meer dicht. Nooit meer. Dat zorgde voor verwarring, ontdekking, liefde, spanning, en zeker ook verdriet. Want niet iedereen kon het zomaar accepteren. Had ik dan al die tijd gelogen? Nee, ik moest mijn eigen pad gaan en was niet verdwaald in het bos, eerder op de open plek aangekomen waar de zon scheen. Amsterdam was warm en ik kon alles ontdekken zonder dat ik me ooit onveilig voelde.
In die tijd was Amsterdam een andere stad. De Aids en Hiv commercials en programma’s vlogen je om de oren sinds de jaren 80. Mijn generatie is eigenlijk opgegroeid met het idee dat seks dodelijk kan zijn. Na 1 keer al. Dat werkte niet bepaald lustopwekkend en ik hield meer van het leven, lezen, film, lachen dan dat ik zo nodig het halve dorp wilde scoren wat door de propaganda voelde als Russisch roulette. In Amsterdam kon je dat ook voelen. Er was zeker een soort gat tussen generaties, waardoor er een soort voorzichtigheid bestond. Er was een hele bubs aan gays ziek geworden of dood gegaan in de jaren ervoor, en ik kon dat voelen.
Toch heerste er echte vrijheid in Amsterdam, wat met clubs als Roxy, de iT, de COC kelder, tot een hoogtepunt leidde met de Gay Games in Amsterdam. Volgens mij viel dat samen met de opening van de Amsterdam Arena, waar een groot feest werd gehouden inclusief de Weather Girls. Gays en Lesbo’s van over de hele wereld kwamen samen. Ik had ook, na oproep, een sporter onderdak verleend uit Nieuw-Zeeland. Het waren tijden die voelden als warm en open. Amsterdam was met recht de stad waar alles kon en iedereen elkaar lief had.
Er werd gevochten voor het homohuwelijk waarbij Nederland als koploper van de vrije wereld als eerste de grens verlegde. Enorm trots was ik als ik aan mijn buitenlandse vrienden kon vertellen hoe fijn het was dat we allemaal gelijke rechten kregen, ondanks hoe we geboren zijn. Want gay zijn, is nog nooit een keuze geweest of levensovertuiging. Net zoals je huidskleur of afkomst geen keuzes zijn. Vaak wordt dit nog steeds verward met individuele keuzes, zoals religie of politieke gezindheid. Dat laatste zouden echt vrije keuzes moeten zijn. En ja, ik weet het, dat is het meestal niet.
In de jaren daarna kwam er een andere wind. Langzaam voelde je een kentering en waar het credo was “moet kunnen in achtentachtig”, sloop er langzaam een nieuwe politieke correctheid het land binnen. Opeens kon er steeds minder. Of je moest gaan opletten over hoe je over kon komen. Daarbij leek gay zijn ook steeds politieker te worden.
Gay werd naar Amerikaans voorbeeld ineens omgeturnd tot een afkorting. Het Vlaamse holebi dekte de lading niet meer, en opeens werd er gesproken over LHBTI etcetera (het dijt nog steeds uit, geloof ik). Het werd bovendien een steeds politieker ding. Begin deze eeuw woonde ik een paar jaar in San Francisco en daar zag ik wat later ook in Amsterdam gebeurde. Als je tot de afkorting hoorde, zat er een soort actiegroep-vibe bij. Er waren organisaties als GLAAD die ontstaan zijn in 1985 in New York om op te komen voor de slachtoffers van discriminatie maar zeker ook voor hulp bij AIDS en zo. Deze organisatie ging zich steeds meer bezig houden met politiek, diversiteit, representatie en in 2013 werd het woord Gay geschrapt en vervangen door de afkorting. In plaats van het vechten vóór, werd het een soort strijden tégen.
Dat is waarschijnlijk het echt omslagpunt geweest waarbij het voor mij lastiger te volgen werd, en ik me steeds minder vertegenwoordigd voelde. Hoe ik namelijk denk over hoe een individu zou moeten kunnen leven, hoeft niet per se een uitgesproken politieke connotatie te hebben. Net zoals hetero’s, de “normale” mensen, bestaan in alle vormen en maten, zo is dat volgens mij ook met gays. En ik denk dat bij de rest van de letters van het alfabet dat net zo zal zijn. Echter, omdat ik een iets conservatievere persoon ben, is er gelijk wrijving met het narratief dat de belangrijkste organisaties van de alfabet mensen voorstaat. En die ketenen van onvrijheid wil ik mezelf niet omdoen.
Sinds het vorige decennium is er een enorme paradox ontstaan tussen wat goed is voor gays, en wat goed is voor andere minderheidsgroepen die in ons land gearriveerd zijn. Kon een organisatie als het COC zich vroeger richten op acceptatie en voorlichting aan mensen die al generaties leven in of verbonden zijn met de Nederlandse normen en waarden en cultuur, waartoe ik ook de Surinamers, Antillianen en Indo’s reken (ik hoop dat ik niemand kwets met deze woorden), wat een opvoedkundige taak is, ontstond er een botsing met culturen die deze geschiedenis niet deelden. Het was enorm mooi dat het COC en andere organisaties zich bezig hielden om gays een plek te geven waar ze zichzelf konden zijn uit die nieuwe culturen in ons land. Feesten als Habibi Ana herinner ik me nog, waar Arabische gays met hun vriendinnen heerlijk en veilig konden dansen op hun beats. Alleen is er geen ontkomen aan het feit, dat je deze culturen niet zomaar tot het bewustzijnsniveau van standje homohuwelijk kan krijgen, puur omdat ze een Nederlands paspoort hebben of hier wonen. Die paradox ga je niet in een generatie oplossen. Ook niet in twee generaties, vermoed ik.
De gevolgen daarvan, van die weerstand, daar moet echter wel iets mee gebeuren. Als homo’s niet meer hand in hand in de Gay Capital of the World over straat kunnen, dan moet er eerst benoemd worden dat we een ander land zijn geworden. We zijn geen homo hoofdstad meer. Als je daarover heen nog de hele propaganda saus gooit van de extremere uitwassen uit het alfabet, dan is er iets aan het rotten in de staat van Nederland. Je bent dan bewust de extremen zover aan het oprekken dat er teveel spanning ontstaat. Zeker als je altijd gehoopt hebt dat je als individu vrij kon leven in je land, waarbij het niemand wat aangaat wat jij in bed doet, dan krijg je achteruitgang als het opeens lijkt voor mensen uit regressievere culturen of je hen aan het uitdagen bent wanneer ze de hele dag met regenbogen om de oren worden geslagen in de media. Het klinkt wat kort door de bocht, maar uit eigen psychologie weet ik dat als ik ergens weinig sympathie voor heb en ze gaan het nog extremer voor mijn gezicht zwaaien, dan ga ik mij verzetten. Mijn sympathie groeit dan niet.
Vind ik daarom dat mensen zich moeten verbergen of aanpassen, die bezig zijn met genders, graag in lederen chaps rondlopen, plaksnorren dragen met een mannenpak, of wat dan ook voor ding doen? NEEN. Zeker niet. Doe lekker waar je zin in hebt. Echter, vind ik tegelijkertijd dat er duidelijke grenzen en momenten moeten zijn waarmee je minderjarigen hiermee in aanraking moet laten komen. Zeker in deze tiktok tijden waarbij URL en IRL dwars door elkaar lopen, moet je oppassen met overload en wat voor welke leeftijd geschikt is. En daarbij moeten allereerst ook ouders gerespecteerd worden.
Maar dan zijn kinderen die uit een conservatiever of streng christelijk of, jawel, islamitisch gezin komen altijd de dupe. Klopt dat? Ja en nee. Deze kinderen zijn nu ook al de dupe. Omdat niemand kan kiezen waar hij geboren wordt. Door de propaganda worden zij nog meer benadeeld. Zij worden niet geholpen. Dus hier zal eerst erkenning en benoeming moeten komen. Erkenning van de ouders, maar zeker ook erkenning van de kinderen. En als je ervoor kiest om in Nederland te wonen dan is er een vrijheid om je eigen cultuur te kunnen omarmen, maar dat zal wel in harmonie moeten met een even grote liefde voor de vrijheden die Nederland voor zegt te staan. Als je cultuur de rechten en het respect voor andere aangeboren delen van een mens niet kan tolereren, dan hoort deze cultuur gewoon niet thuis in Nederland. Het homohuwelijk is dan wat mij betreft een point of no return, we keren nooit meer terug naar de ongelijkheid van voor die legalisering. Tenzij Nederland werkelijk als een cultuur en identiteitsloos stuk grond met grenzen wordt gezien, waar iedereen alleen maar rechten heeft en nooit plichten. Verdraagzaamheid is iets wat we moeten handhaven. Maar intolerantie zullen we nooit moeten toestaan. Dat hebben we nu al veel te lang gedaan.
Je maintiendrai.
Dat heb je mooi geschreven. En ik denk dat je met de verwoording van het extreme en politieke ten aanzien van de lettergemeenschap de spijker op de kop slaat. Ik kan hetzelfde als hetero niet zeggen want dan ben ik meteen homofoob. Ik las laatst een artikel van een predikant en die schreef dat hij gewoon van een man hield en zich helemaal geen onderdeel voelde van een gemeenschap en daar vervolgens de heersende gedragsregels van moest volgen. Gisteravond hoorde ik Raymond Mens hetzelfde zeggen. Want daar gaat het toch om. Je houdt van iemand en daar wil je mee samen door het leven.